De meldkamer heeft de wettelijke taak om meldingen te ontvangen en te beoordelen. Daarbij is de kwaliteit van een melding essentieel voor een goede brandweerzorg. Hoe meer informatie en betrouwbaarder de melding, des te beter kan de brandweer hulp bieden. Is de melding niet geverifieerd door de interne organisatie, dan zal de brandweer in de toekomst de melding niet meer opvolgen.
Hier lees je de laatste ontwikkelingen op het gebied van opvolging automatische meldingen.
De verwachting is dat per 1 oktober 2021 automatische meldingen via een IP-adres (MoIP), dus internet, kunnen worden aangeboden aan de meldkamer. De implementatie heeft gevolgen voor de meldkamer, maar ook voor brandweerzorg en risicobeheersing. Het advies is om binnen je veiligheidsregio de volgende voorbereidingen te treffen:
De veiligheidsregio verstrekt geen gegevens over OMS-objecten omdat:
Voor het beheersen van onnodige alarmeringen is het van belang dat de meldkamer automatische meldingen op passende wijze beoordeelt. Geverifieerde meldingen worden beoordeeld als een dringende taak en er wordt onmiddellijk gealarmeerd conform de alarmeringsmatrix. Niet-geverifieerde meldingen worden beoordeeld als geen dringende taak. De meldkamer neemt eerst contact op met de gebruiker om te vragen wat de toedracht is. Op 22 november 2019 heeft de toenmalige Raad van Brandweercommandanten (RBC) opdracht gegeven om uiterlijk 1 oktober 2020 een geharmoniseerd beoordelingsprotocol in te voeren op alle meldkamers om zoveel mogelijk nodeloze prio 1 alarmeringen af te voorkomen. Zoals gebruikelijk kan er voor bijzondere risico-objecten worden afgeweken van het standaard protocol.
De opvolging van automatische meldingen kent de volgende stappen:
Als de gebruiker het nalaat om te verifiëren, dan beoordeelt de brandweer de melding niet als een dringende taak. Deze afspraken liggen geheel in de lijn van een terugtredende overheid en meer verantwoordelijkheid voor de burger. Regio’s die het beoordelingsprotocol hebben ingevoerd slagen er in om 85% van de onnodige alarmeringen te voorkomen. Daarnaast neemt het aantal onnodige prio-1 ritten flink af.
De landelijke meldkamer samenwerking (LMS) heeft een koppeling ingericht waar aanbieders een melding via een IP adres (een zogenoemde MoIP) kunnen overdragen van de gebruiker (voorheen OMS-abonnee) naar de meldkamer. Het bericht is gestructureerd en landt direct in de juiste velden in GMS. Daarvoor is een berichtenboek opgesteld. Het bericht bevat gegevens over onder andere plaats, brandweeringang, contactgegevens, toedracht, betrouwbaarheid (verificatie) en motivatie: reden van doormelding, is deze verplicht of niet.
Dit heeft een aantal gevolgen voor de huidige OMS-gebruikers, veiligheidsregio’s en aanbieders. Dankzij de centrale voorziening is er geen noodzaak meer voor:
Gebruikers kunnen zelf een aanbieder kiezen die een dienstverlening biedt die het beste past bij de wijze waarop de gebruiker zijn risico’s wil beheersen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan ondersteuning van de interne organisatie bij verificatie en opvolging van de melding en een naadloze aansluiting van de doormeldeenheid met de brandmeldinstallatie. Bij melding kan dan de exacte locatie worden meegezonden. Meer informatie voor de gebruikers staat op www.brandweer.nl/bmi.
Er zijn circa 17.400 objecten (in 2019) met automatische doormelding, waarvan 98% maar één adres heeft zonder verdere bijzonderheden. Er is geen noodzaak voor de meldkamer om gegevens van deze gebruikers te registreren in GMS. Voor zover er behoefte is om gegevens van objecten te verzamelen, kan het platform GEO4OOV daar in voorzien.
In 1,5% van de gevallen is er sprake van meerdere brandweeringangen. De aanbieders zijn er op gewezen dat ze in de melding de juiste brandweeringang moeten weergeven.
In 0,2% van de gevallen, deze zijn op één hand te tellen in een regio, is er sprake van een bijzonder scenario, zoals een melding van een incident in een tunnel of een incident met gevaarlijke stoffen. Met name deze laatste groep vraagt om maatwerk en mogelijk een aantekening in GMS.
Aanbieders vragen een toestemming aan bij de LMS voor het gebruik van de koppeling. Daarnaast zijn zij gehouden aan een berichtenboek waarmee de melding op gestructureerde wijze in GMS landt. Indien de aanbieder niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt de melding afgewezen.
Vanuit Brandweer Nederland lopen er gesprekken met de commissie die de NEN norm voor brandmeldinstallaties herziet. Daar worden afspraken gemaakt over wat precies verstaan mag worden onder een ‘geverifieerde melding’. De aanbieder onderzoekt of er bij de gebruiker sprake is van verificatie en geeft in de melding aan of deze geverifieerd is of niet. Als een aanbieder daar consequent fouten in maakt, houdt hij zich niet aan de afspraken die zijn gemaakt rond het berichtenboek. Dat kan uiteindelijk leiden tot afwijzing van meldingen van deze aanbieder.
Indien er sprake is van een verplichte doormelding zijn er kwaliteitseisen van toepassing op de kwaliteit van de doormelding. Dat volgt uit de betreffende wetgeving. Het CCV geeft het inspectieschema Brandmeldinstallaties uit dat het Wabo bevoegd gezag helpt bij het plegen van toezicht. De projectleider, samen met de betrokken netwerken binnen Brandweer Nederland, is in gesprek met het CCV over aanpassing van de regeling aan de nieuwe inrichting van het automatisch doormelden. Bij MoIP wordt een ontvangstbevestiging verstuurd. Bij inspectie is het niet meer nodig om de meldkamer te bellen om te vragen of de juiste gegevens zijn aangekomen. Het CCV heeft al daarover een harmonisatie afspraak gepubliceerd.
De norm voor brandmeldinstallaties staat een beperkt aantal onbedoelde meldingen toe. Als die norm wordt overschreden kan Wabo bevoegd gezag handhaving inzetten. Verder is er geen mogelijkheid om de gebruiker te dwingen tot verbetering van de installatie of om verificatie toe te passen. Echter: Geverifieerde meldingen worden “beloond” met snelle brandweerzorg. De niet-geverifieerde melding wordt beoordeeld door de meldkamer als geen dringende taak. De meldkamer neemt de tijd om contact te zoeken met het object. Op termijn zal de meldkamer niet-geverifieerde meldingen gaan beoordelen als “geen brandweerzorg” en geen actie meer ondernemen op dergelijke meldingen.
Meldingen worden geregistreerd in GMS. Met rapportages uit GMS kun je de ‘veelplegers’ opsporen. Sommige regio’s hebben daar al systemen voor ingericht, deze blijven gewoon functioneren.
Gegevens van alle objecten in de regio kunnen beheerd worden via GEO4OOV. De vakgroep GEO kan daarbij ondersteunen.